Het is een familiestuk, gemaakt door mijn betovergrootvader die timmerman was. Volgens de overlevering klemt de tweede lade van onderen omdat die in plaats van wiegje werd gebruikt voor mijn overgrootvader, geboren in 1850. Mijn grootvader vermaakte hem aan mijn moeder en zij heeft 'm nu aan mij geschonken. Ewoud Sanders noemde de chiffonnière 'een nauwelijks in het wild voortkomend Nederlands woord', maar mijn ouderlijk huis was wat dat betreft een klein wildparkje voor deze bedreigde woordsoort, want ik ben ermee opgegroeid.
Ewoud Sanders (citaat uit nrc): 'Je komt het woord soms tegen in teksten van antiekwinkels. Zo heet het ergens: "In de chiffonnière, die vijf of zes laden heeft en die men ziet in de Louis XVI-, empire- of biedermeierstijl, werd linnengoed opgeborgen. Meestal zijn de kasten van massief of gefineerd mahoniehout." Maar verder behoort chiffonnière tot de zeldzame, kostbare, nauwelijks in het wild voorkomende Nederlandse woorden. Het is in 1824 voor het eerst in het Nederland opgetekend en komt vanzelfsprekend uit het Frans. Een paar jaar geleden deed het nog dienst in het Groot Haarlems Dictee, in de zinnen: "Wat een ge-o-ha zo’n seance, dacht Willem, terwijl hij zijn suède jas aantrok voor een korte wandeling door Haarlem. Zou hij een sjasliek gaan verorberen op de Grote Markt, naar 't Steegje lopen, of zou hij bij die achenebbisje antiquaar langswippen? Het werd de boekhandelaar, waar hij op een chique chiffonnière enkele excentrieke titels zag staan."'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten