Foo-Doo-Vroe: Vrouwenboekenweek 1985

 


Op mijn kamer staan nog altijd de twee kratjes met Foto’s en Documenten van Vroeger.: de FoDoVroe-kratjes. Maar alleen als ik echt belangrijke dingen te doen heb, liefst iets met een harde, meedogendloze deadline, krijg ik de onweerstaanbare behoefte opeens in plaats van mijn Plicht, een greep in een FoDoVroe te doen. 

 Vandaag pak ik een plastic doosje van ongeveer 16 x 3 x 5 cm met op het deksel de tekst: “Kodak Film Elite”. Er zitten dia’s in. Na een kleine worsteling met de scanner (waar stel ik ‘diapositief’in?) krijg ik ze op mijn beeldscherm. 

 

Rolien en Lucie, Vrouwenboekenweek 1985, De Balie Amsterdam

Ach! Wat waren we jong jong! Feestelijk uitgedost voor de Vrouwenboekenweek in Amsterdam in 1985, georganiseerd door een heleboel mensen, vrouwen, boekhandel Xantippe, maar Rolien en Lucie presenteerden het. Ik had een enorm boek getimmerd, voor op het toneel, als achtergrond voor de interviews met schrijfsters in De Balie. 


De eerste Anna Bijns-prijs werd uitgereikt, door een jonge Elly de Waard, zich als sinds de pubertijd bewust van het Historisch momentum van alles, geflankeerd door rechts (op de foto onscherp) Renate Dorrestein - die nog maar net uit de luiers lijkt te zijn - en links de vlammende haarbos van Anja Meulenbelt.

Tussendoor keken we wie de witste benen had. Of de harigste. Wat was Gemma bruin – net terug van vakantie, herinner ik me nu, 36 jaar later. Wat was Lucie beeldschoon. Wat was ik helemaal niet zoals ik me herinner. Ik lijk vrolijk en jong en oplettend, maar ik vluchtte toen al een tijd voor de depressie die mij een paar jaar later bijna zou verpletteren. En mij daarvóór al vaak heel moeilijk gezelschap maakte voor mensen die van mij hielden. 

Wat een boel slechte foto’s ook, met af en toe een mooie er tussendoor. De mooiste momenten vind ik niet in de Kodak Film Elite-doos. De literaire avond gepresenteerd door Marjan Berk Ze begon heel jolig en stuitte op een ijzige muur van afkeuring van het publiek, dat kennelijk voor wat Highbrowerigers gekomen was. Literatuur, ja! Vrouwen willen zich Serieus Genomen voelen! Marjan voelde het aan, wijzigde ter plekke haar presentatiestijl en kreeg uiteindelijk een donderend applaus – wat een vakvrouw. 

Van Marjan Berk heb ik bij die gelegenheid ook één van mijn levensmotto’s geleerd: Ik Laat Wel Over Me Lopen Maar Niet Heen & Weer. 

Ander ontbrekende fotomoment: het optreden van de jonge en sprankelende Diana Ozon. Wat ze voordroeg, weet ik niet meer, maar het was één brok sexy levensvreugde en dynamiek. Mijn brave vader en moeder, de immer loyale ouders die vanuit de Veluwe naar Amsterdam gereisd waren om het evenement te bezoeken, waren erbij. 

Mijn vader viel als een blok voor Diana’s elan, dictie, levensvreugde. Hij straalde als een verliefde puber - dat poëzie zo fantastisch kon zijn! - en kocht meteen drie van haar dichtbundels. Het was zijn eerste poëzie aankoop sinds het verzameld werk von Slauerhoff in 1947.

Hayke hipt


Hayke loopt met ‘n hipje. Maar: alleen bij het mennen als ze rechtsom loopt. Iets doet pijn. Maar wat? En waar?

In de paardenkliniek dendert Hayke onder het toeziend oog van paardendokter Wim rechtuit en rondjes. Als een monter dieseltje draaft ze voltes, linksom, rechtsom. Niks kreupel! Het ziet er prima uit. Buigen, kloppen, scannen en röntgenfoto’s maken  - het levert niets op. Als dit een paardenkeuring was, zou ze worden goedgekeurd, zegt dokter Wim opgewekt. Alleen het filmpje dat we hebben van Hayke's gehip laat zien dat er echt wel wat mis is. Op grond daarvan denkt dokter Wim aan een probleem in Hayke’s linker voorbeen.

Een diagnose stellen zonder zichtbaar hipje in real time is lastig als je geen Derek Ogilvie of Jomanda heet. Dokter Wim is echter bereid om bij ons langs te komen om Hayke voor de kar te zien hippen. Op zijn vrije dag, de lieverd. Dan wil hij het linker voorbeen gefaseerd uitverdoven: onderaan beginnen, steeds een stukje hoger en kijken wanneer het hipje verdwijnt.

Twee weken later. De auto van dokter Wim draait het erf op. Hayke is al bezig met de warming up. Daar draaft ze haar eerste rondjes. Linksom? Prima. Rechtsom? Hip. Hip Hip. Gelukkig, dokter Wim is niet voor niets gekomen.

Inge rijdt kar en paard naar de schuur. Daar krijgt Hayke een praam om de neus - dat is een stok met een lus eraan die om de neus van het paard wordt gedraaid om haar rustig te houden. Het ziet er niet prettig uit, maar in deskundige handen werkt het op bepaalde drukpunten en zorgt zo voor stressverlagende endomorfine. Gelukkig voor Hayke mag ik de praam niet hanteren. Het werkt goed.

Dokter Wim geeft haar een aantal verdovende injecties in de zenuwen bij het hoefgewricht. Een paar minuten later gaat Hayke weer naar de bak om voltes te draaien. Hip. Hip Hip. De pijn zit dus niet in het hoefgewricht. Terug naar de schuur, kar uit de weg, praam erop en nieuwe verdoving erin, nu iets hoger in het been. Dokter Wim werkt secuur en doelgericht. Hij doet het duidelijk niet voor het eerst. 

De procedure wordt een aantal keren herhaald: Voor de kar, naar de bak, rondjes lopen. Hip. Hip Hip. Naar de schuur, Hayke loskoppelen van de kar, hoger stukje been verdoven. Voor de kar, naar de bak, rondjes lopen. Hip. Hip Hip. Terug naar de schuur. De spuit heeft inmiddels de zenuwen bij de elleboog verdoofd. Dat gewricht wordt bij paarden 'voorknie' genoemd omdat paarden wel benen maar geen armen hebben. Terug naar de bak. Hayke draaft haar rondjes. Ik kijk, kijk, kijk. Wanneer komt de wonderbaarlijke ommekeer, de transformatie van Hayke van hinkepinkepootje naar Usain-Bolt-in-slowmotion-naar-de-finish?  

De werkelijkheid is altijd subtieler. Loopt Hayke nu iets soepeler of beeld ik me dat in?', zeg ik tegen dokter Wim. Die antwoordt dat hij ook de indruk heeft Hayke beter loopt en voegt daar aan toe dat ook artsen kunnen lijden aan Wishful Thinking. Wij turen naar Hayke voor de kar. Inge bevestigt vanaf de bok: ja, het voelt nu beter. Dan gaat het dus om de voorknie.

(Inge had haar oude leerboek erbij gehaald. De verdovende prikken werkten vooral op de zenuwen -ook die van mij-  maar de ontstekingsremmende injectie was voor het gewricht.)

Hayke krijgt een laatste, ontstekingsremmende, prikken. En zes weken vakantie. En een wortel.  


Als dokter Wim weer weg is vragen we ons weer van alles af… Hayke loopt alleen mank voor de kar, en dan zet ze juist kracht met haar schóuder. Misschien zit het toch in de schouder. Of: óók in de schouder. Want wie zegt dat dit probleem maar op één plek zit?

Konden paarden maar praten. 

 

 

#PakDieTak!

 

Ik ben ontzettend goed in #Wacht. 

 

Ik ben zelfs beter in #Wacht dan in #EvenOppassen. Maar ik ben ook erg goed in #EvenOppassen, vooral op paarden. Niemand kan zo goed #EvenOppassen op paarden als ik. Ik hoef geen riante huiskamer want ik heb een garage. Ik hoef geen bed want ik heb een stretcher. En ik zit al helemaal niet te wachten op een hoekbank met tv. Dat komt omdat ik heel goed ben in #LetOp!, zo goed dat ik niet níet kan opletten. Vooral op harde geluiden, gepiep, geschreeuw en gillende autobanden. Dan maar liever Heel Holland Bakt want daar gebeurt tenminste niets.

 

Denk niet dat ik saai ben; ik ben bijvoorbeeld ook heel erg goed in spelen. Toen ik nog heel klein was, heb ik #PakDieTak! geleerd. Welke tak? De tak die ik kies: dik, dun, hard, fliebelig, hout, stro, riet; heel goed zichtbaar of bijna niet. Ja, ik ben ook heel goed in dichten.

 

#PakDieTak! speel je het beste met z’n tweeën. Ik nodig dan ook altijd iemand uit om mee te spelen. Maakt niet uit wie, ik discrimineer niet. Ik win toch altijd. Een mens denkt meestal dat #PakDieTak! betekent dat ik een weggegooide tak ga terugbrengen. Waar zit daar de uitdaging? Bij het échte #PakDieTak! gaat het erom wie de tak het eerste van de grond grist. Omdat mensen te dom zijn om hun grijporgaan dicht bij de grond te houden, zijn ze altijd te laat. Ik zou wel de hele dag #PakDieTak! kunnen spelen. 

Maar dan wordt het buiten donker en ik moet mee naar de huiskamer, tv kijken. Nu Heel Holland Bakt is afgelopen, kijken we naar Border Control Australia (tenslotte ben ik een halve Border Collie) en - #LetOp! - daar gebeurt eigenlijk ook niets,  Dan mag ik weer naar de beste plek: mijn stretcher onder de werkbank in de garage. Morgen ga ik weer #EvenOppassen op de paarden. Tot die tijd #LekkerSlapen. Daar ben ik ontzettend goed in. Het wordt vanzelf weer licht. Had ik trouwens al verteld dat ik ook ontzettend goed ben in #Wacht? Ik ben zelfs beter in #Wacht dan in #EvenOppassen. 

 









Cat Yoga Studio Zeldenrust, deel 1: the making of

Een tijdje geleden gooide ik deze foto op Facebook - het resultaat van een week lang in de weer met camera, kat en yogamat. Chucky vindt het erg prettig als ik laag-bij-de-grondse dingen doe. Voor hem een goede aanleiding om snorrend op me te gaan liggen.

Daar heb ik een keer met de iphone een kiekje van gemaakt. Ik stond niet er flatteus op, want we hebben het wel over thuis-yoga in coronatijd. Maar vanwege deze foto - en die daarna - werd ik me bewust van ik zo langzamerhand een Ma Flodderachtige uitstraling begon te krijgen. Chucky heeft geen last van uitgroeiend ongekamd haar, slobberbroeken en afzakkende sokken.Ik wel.

Ik bouwdedus een pop-up studiootje in mijn kamer, borstelde mijn haar, kleedde mij wat strakker en meer kleur-gecöordineerd en probeerde Chucky te verleiden tot meer yoga. Want als het te dynamisch wordt, wil hij weg. Net als de hond van Adriene Mischler van het geweldige Yoga with Adriene-YouTube kanaal.

De selectie van foto's die ik in tweede instantie maakte, laten een heel net beeld zien. Te net, realiseerde ik me. Zo ziet het echte leven er niet uit. Dus voor ik de nette foto's laat zien, eerst een filmpje over The Making Of. Technologie afkomstig van Quik, een voor mij nieuw programmaatje. Met Chucky - uiteraard - als ster.


 

 

Bergen

Ik heb de sneeuw rond het huis op de essentiële plekken weggeschraapt. En terwijl de rest van Nederland zich verheugt op een Elfstedentocht die niet gaat plaatsvinden, klim ik bezweet de trap op om de kast op te ruimen. 


Er zijn vele wegen die naar Rome leiden, maar er is maar één goede weg naar een georganiseerde kast: helemaal leeghalen, alles sorteren, kast herinrichten. Al snel ben ik omringd door lenzen, statieven, lampen, beamer, kabels, een zwartepietenpak en veel andere zaken waarvan ik het bestaan vergeten was. Na wat driftig stapelwerk heb ik ze gesorteerd in drie verschillende bergen: 

1. De Matterhorn van Duidelijke Dingen 

Uit deze berg steken de statieven rank omhoog. Ik geef elk statief haar eigen snelkoppelplaat terug - dat is het metalen plaatje dat je op de onderkant van je camera vastschroeft om het toestel snel te kunnen vastzetten op het statief. Elke koppelplaat heeft zijn eigen dikte en vorm – rechthoekig, vierkant, vijfhoekig, met richeltjes of gleufjes of afgeschuinde kanten – en ze passen alleen op hun eigen statief, nooit op een ander. Er zijn meer koppelplaten dan statieven, want een statief kan overlijden, maar een koppelplaat gaat nooit kapot. De wezen worden opgeborgen in een doosje gelabeld: je-weet-maar-nooit. 

2. De Fuji van Hou Vol! 

Hier valt vooral de doos met adapters op - dat oliemannetje tussen stopcontact en elektrisch apparaat. Wat heb ik er bizar veel. Ze hebben allemaal een andere output, variërend van 5 tot 19,5 Volt en 0,5 tot 6,15 Ampère – het luistert nauw bij elektronica. Bij mij raken adapters vaak los van het bijbehorende apparaat en dan komen ze in de adapterdoos terecht. Regelmatig loop ik daarin te graaien, op zoek naar een adapter met de goede getallen. Die staan altijd in kabouterformaat verstopt in een klein donker hoekje van de adapter. Maar nu niet meer! Ik heb het ze allemaal zwart op wit gelabeld in groteletterboek-letters. 

3. De Mount Everest van Wat Moet Ik Ermee? 

Mount Everest bestaat uit dingen die niet toevallig diep in de kast zijn weggestopt - die doorzichtige plastic zak met een gipsen afdruk van mijn gebit bijvoorbeeld. Helemaal bovenop ligt een blauwwit theelepeldoosje dat nog van tante Katja komt. Het lepeltje is vertrokken. Er woont nu een klein horloge op de gelig verkleurde watten. De wijzerplaat zit een beetje scheef, de uurwijzer is bij de punt verbogen. Het is merkloos, glimt als een prijs uit de grijpautomaat van de kermis en het dunne rode bandje is gemaakt voor een dunnere pols dan de mijne. Als ik het klokje opwind, gaan de wijzers heel hard lopen, een halve minuut lang. Dan blijven ze staan op twintig over tien. 

Het is een prul, maar een prul met een verhaal: dit horloge kreeg tante Katja ooit van haar moeder, mijn oma Christina Duijker. Katja was nog geen tante, ze werd Katrien genoemd en ze ging naar de Kweekschool, of misschien gaf ze ook al les voor een habbekrats als kwekeling met akte. Katrien had een horloge – ik weet niet hoe ze daaraan kwam, misschien was het een oud horloge van haar vader. Maar er mankeerde iets aan en haar moeder bracht het naar de horloger om het te laten maken. De hor-loo-zjee zei dat reparatie erg duur zou worden en bood aan om het oude horloge om te ruilen voor een nieuw horloge, ‘ook geschikter voor een meisjespols’. 

Wantrouwender geesten dan mijn grootmoeder hadden hier onraad geroken, maar mijn oma was goed van vertrouwen en bovendien hadden ze het thuis niet rijk. Zij ging blij met het nieuwe uurwerkje naar huis - het horloge gaf al snel de geest. Toen tante Katja mij dit verhaal ruim tachtig jaar later vertelde, werd ze wéér woedend. Niet op haar moeder, maar op de oplichter-horloozjee die haar moeder erin had geluisd. Het horloge was in een doosje gelegd. Weggooien deed ze niet, ik denk  omdat haar moeder vrij kort daarna overleed. 

Christina Duijker stierf op 30 juni 1938, enkele weken na de achttiende verjaardag van mijn moeder. Haar zus Katrien was twintig. De familie (vader en zes kinderen) vond na haar overlijden twee gulden en zevenenzestig cent in Christina’s portemonnee. Dat was al het geld dat ze haar eigen geld kon noemen, cent voor cent gespaard van het karige huishoudgeld. Ze gebruikte het om af en toe een stuiver of een dubbeltje te besteden aan iets extra’s voor de kinderen. Als ze het had kunnen betalen, denk ik nu, zou ze vast en zeker een nieuw horloge voor haar dochter hebben gekocht. 

Ik kijk ernaar – wat doe je met een flutding waaraan herinneringen van misleiding, woede, verdriet en zoveel liefde kleven? Ik begin een vierde berg. De Mont Blanc van Iets Mee Doen. 




King Kong & De Jonge Meneer

Met King Kong gaat het goed: de foto links toont zoals hij er nu uitziet; rechts zijn gehavende kop van 3½ week geleden. Er is geen bloed meer gevloeid en King Kong begeeft zich nu met steeds meer gemak en zelfverzekerdheid op het hele terrein.


Hier staat hij tussen twee van de vier Zwartjes (en een musje) in de schuur. King Kong heeft nu opeens een harem.


Voor zijn grote vriendin Tineke is het leven wat lastiger. Ze is een heel klein beetje minder bang, en al staat ze laag in de pikorde, ze loopt soms wel mee in een groepje.  Als het haar te druk wordt, zoekt ze dekking in het goudfazantenhotel. ('Hotel' omdat de deur altijd open staat.) Hier is er beschut en rustig. Als je geen goudfazant bent.

Want het Goudfazantenhotel is het domein van De Jonge Meneer en die is momenteel behoorlijk hysterisch. Vanwege de komende lente (ooit).


De Jonge Meneer sprint van het ene naar het ander fazantenvrouwtje. Hij blaast, tjirpt en sist. Hij draait om ze heen, zijn verenkap uitgezet als een waaier, strekt zijn pootjes en maakt zich zo hoog en groot mogelijk. Maar dan moet hij snel door naar het volgende vrouwtje,want hij wil ze alle zes bezwangeren. Dat moeten ze dan eerst wel goed vinden, dus hij blijft enorm zijn best doen: ‘Hier ben ik! Kijk naar mij! Hier ben ik! Kijk hoe mooi! Hoe groot! Hoe vruchtbaar en woest aantrekkelijk ik ben!'  'Jaja,' denken de vrouwtjes. 'Het zal wel. Ga nog maar even door.' En De Jonge Meneer geeft het niet op:


Kijk naar mij!